Ongeveer 1% van het oppervlak van Nederland inclusief binnenwater (exclusief buitenwater) bestaat uit gebieden waar de natuur vrijwel haar eigen gang mag gaan, zonder nutsfuncties voor de mens zoals bosbouw en landbouw. Het gaat veelal om gebieden met nagenoeg zelfredzame, grootschalige dynamische natuur. Er worden daar geen bomen gekapt, gewassen geoogst of koeien gemolken. Dat is best wel bijzonder in een land als Nederland waar helaas vrijwel alle grond economisch benut wordt. Deze gebieden beslaan ongeveer 4% van het beschermde Natuurnetwerk Nederland (NNN) op het land inclusief binnenwater. Een paar voorbeelden van grotere gebieden waar de natuur nagenoeg haar eigen gang mag gaan: de Boschplaat op Terschelling, de waddeneilanden Rottumeroog en Rottumerplaat (onderdeel van het Referentiegebied in de Waddenzee), Gelderse Poort en het eiland Tiengemeten.
Die 1% wildernis is in 2013 berekend op basis van de totale oppervlakte op het land van het natuurtype grootschalige dynamische natuur (N01) in het Natuurnetwerk Nederland (NNN) dat uit 17 natuurtypen bestaat. Het natuurtype grootschalige dynamische natuur bestaat uit vier zogenaamde beheertypen; één beheertype water, Zee- en wad (N01.01) en drie beheertypen op het land; Duin- en kwelderlandschap (N01.02), Rivier- en moeraslandschap (N01.03) en Zand- en kalklandschap (N01.04). Voor die 1% zijn dus alleen de drie beheertypen op het land opgeteld (NB: het beheertype Zee – en wad valt onder buitenwater): samen bijna 420 km² (voor cijfers zie het Basisbestand Natuur en Landschap, bijlage 9). De oppervlakte van Nederland inclusief binnenwater (exclusief buitenwater) is 37.394 km². In 2020 kwam het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) op nagenoeg dezelfde cijfers uit.
NB: de kleinere wildernisgebieden en de veelal kleine 60 officiële bosreservaten (die gezamenlijk een oppervlakte hebben van bijna 30 km²) zijn niet meegenomen in de optelling. Bosreservaten -beschermde bossen zonder houtoogst- vallen niet onder het natuurtype grootschalige dynamische natuur, maar onder andere natuurtypen van het NNN zoals Vochtige bossen (N14) en Droge bossen (N15). De natuurtypen Vochtige en Droge bossen zijn helaas nogal breed omschreven natuurtypen waarbinnen natuurbossen en bosreservaten (beide zonder houtoogst) vallen maar ook natuurbossen waar nog beperkt hout mag worden geoogst (maximaal 20% van het oppervlak van het bos). Afgezien van de meer natuurlijke vochtige en droge bossen (N14 en N15) zijn er nog bossen met productiefunctie (N16) en bossen met een cultuurhistorische functie zoals hakhout en parkbos (N17).
In 2013 kondigde Staatsbosbeheer aan om een tiental gebieden in Nederland geleidelijk te gaan ontwikkelen tot wildernisgebied door natuurlijke processen daar meer en meer de ruimte te gaan geven. Het gaat om: Gelderse Poort, Biesbosch, Hart van Drenthe, Lauwersmeer, Midden-Veluwe, Drents-Friese Wold, Waddenzee, Maashorst, RivierPark Maasvallei en de Oostvaardersplassen. Staatsbosheer heeft ruim 2.700 km² grond in beheer waarvan ruim een derde bestaat uit bos. Staatsbosbeer beheert daarmee een kwart van al het bos in Nederland. De organisatie wil ruim 1/3 deel van haar bosareaal (350 km²) gaan beschermen als natuurbos. In de bosvisie ‘Groeiende toekomst’ wordt beschreven dat het areaal natuurbos zal bestaan uit twee, min of meer gelijke helften. Een helft voor een boscollectie van kenmerkende natuurlijke bosecosystemen en de andere helft voor bossen in natuurlijke landschappen. Hoewel de bosvisie al enige jaren geleden is opgesteld (2015) heeft Staatsbosbeheer nog niet bekend gemaakt welke bossen ze nu wil gaan beschermen als natuurbos.
Vijf wildere nationale parken
Van onze 21 Nationale Parken zijn er tot op heden vijf parken waar de natuur meer en meer haar eigen gang mag gaan: Nationaal Park Schiermonnikoog, Nationaal Park De Biesbosch,Nationaal Park Veluwezoom, Nationaal Park Drents-Friese Wold en het Hart van Drenthe in het nationaal Park Drentsche Aa.
Wildernis ontbreekt in het Nederlandse natuurbeleid
In tegenstelling tot Duitsland heeft Nederland nog geen rijksbeleid gericht op ontwikkeling van meer wildernis; natuur die weer haar eigen gang mag gaan. Duitsland had voor het jaar 2020 als doel gesteld dat op tenminste 2% van het landoppervlak, wildernis natuur zich moet kunnen ontwikkelen. Ook in de 16 Duitse nationale parken is het beleid gericht op meer wildernis. Duitsland houdt zich daar aan de ’75 percent rule’ (pagina 35) van de International Union for Conservation of Nature (IUCN). De IUCN is een internationale organisatie die waakt over het concept van nationale parken. De IUCN stelt dat op tenminste 75% van het oppervlak van een nationaal park de natuur haar eigen gang moet kunnen gaan. Activiteiten als bosbouw en waterwinning zijn dan ook niet toegestaan in het 75% deel. Zie ook: Nationale parken kunnen een stuk natuurlijker.
De 60 officiële bosreservaten en het Referentiegebied in de Waddenzee zijn vooralsnog de enige natuurgebieden in Nederland waarvan in het rijksbeleid is vastgelegd dat er geen enkele menselijke ingreep of exploitatie mag plaatsvinden. De intrinsieke waarde van de natuur is in deze natuurgebieden dan ook goed beschermd. De bosreservaten zijn in 1987 ingesteld door de minister van LNV. Het Referentiegebied in de Waddenzee is in 2005 ingesteld als uitvloeisel van de internationale Verklaring van Esbjerg (1991) voor bescherming van de Waddenzee.